Steeds meer aandacht voor Keti Koti: 'Vieren en herdenken is belangrijk om te doen'

Het Nationaal monument slavernijverleden in Amsterdam. Vanmiddag wordt in Utrecht het slavernijmonument onthuld.
Het Nationaal monument slavernijverleden in Amsterdam. Vanmiddag wordt in Utrecht het slavernijmonument onthuld. © ANP
Utrecht - Het is morgen Keti Koti. De aandacht voor het slavernijverleden neemt toe en dus besteden steeds meer gemeenten aandacht aan de feestdag. Cultuurhistoricus Nancy Jouwe vindt het belangrijk om op die dag de afschaffing van de slavernij te herdenken en vieren. "De slavernijgeschiedenis is in Nederland lang verzwegen en daardoor onbekend geworden."
Keti Koti betekent 'verbroken ketenen'. "Dit is een verwijzing naar het moment waarop de slavernij in het Caribisch gebied en Suriname werd afgeschaft", licht Jouwe, die zich als cultuurhistoricus onder meer focust op het (post)koloniale heden en verleden, toe. De wet verbood slavernij op 1 juli 1863. Maar een groot deel van de tot slaaf gemaakten moest daarna nog tien jaar lang op de plantages werken.

Eerste keer

Tijdens Keti Koti herdenken we en vieren we op 1 juli de afschaffing van slavernij. Het herdenken gebeurt soms ook al op 30 juni. Jouwe: "Verschillende groepen doen dat op andere manieren. Sommigen zijn tegen het feit dat er op 30 juni een herdenking is. Er is niet niet per se overeenstemming over de data."
De herdenking krijgt in Nederland op steeds meer plekken aandacht. Sinds 2009 is er een officiële herdenking in Amsterdam en in 2018 vond het eerste 'Keti Koti Festival' in Utrecht plaats. Het was toen de eerste keer dat de gemeente Utrecht stilstond bij het slavernijverleden. Jouwe: "Vieren en herdenken is rond die tijd belangrijk om te doen."
Waarom is er zoveel stilte rondom de slavernij? Het duurde tweeënhalve eeuw
Nancy Jouwe, cultuurhistoricus
Waarom dat zo is, licht Jouwe toe. "De slavernijgeschiedenis van Nederland is lang verzwegen en daarom onbekend geweest in de 20e eeuw. Die stilte is doorbroken doordat de Afro-Caribische gemeenschap het onderwerp duidelijk heeft geagendeerd. Mensen uit deze gemeenschap zagen deze gewelddadige geschiedenis, maar vonden dat er in Nederland weinig aandacht voor is. Dit terwijl er wel veel aandacht is voor de Holocaust en de slachtoffers. Ook vieren we de bevrijding van de oorlog. Dat is geheel terecht, maar waarom is er zoveel stilte rondom de slavernij? De koloniale slavernij duurde tweeënhalve eeuw. Het is een heel belangrijk thema dat lang geen aandacht heeft gehad."

Om van het slavernijverleden een bekender onderwerp te maken begon Jouwe in 2010 met het project 'Sporen van Slavernij.' Onderzoeken, bijeenkomsten en stadswandelingen in Utrecht maakten daar onderdeel van uit. "We zijn toen gaan kijken naar locaties, gebouwen en andere plekken in de stad die een link hebben met de slavernijgeschiedenis."

Jouwe en vier andere gidsen geven de wandelingen in Utrecht. "We kunnen over ongeveer vijftig locaties wat vertellen. Janskerkhof, de Kromme Nieuwegracht en het gebied rond het stadhuis zijn concentratiepunten waar je heel veel verhalen terugvindt."

Vlakbij het Stadhuis zit de Winkel van Sinkel. Dat is nu een bekend restaurant, maar vroeger verkocht de winkel producten waarvan de grondstoffen uit koloniën afkomstig waren. "Waarschijnlijk zijn die door slavenhandel op plantages verwerkt."

Jouwe heeft zich niet beperkt tot de stad Utrecht, want ze heeft later ook onderzoek gedaan naar plekken buiten de bebouwde kom. "Dan kom je snel bij buitenhuizen uit, op de Utrechtse Heuvelrug, maar ook langs de Vecht. Die zijn gebouwd met geld dat verdiend is via koloniale investeringen."

Doorn, Oudewater, De Bilt, Baarn en Amersfoort, tegenwoordig zijn er in veel meer plaatsen koloniale wandelingen te maken. "Ik ben heel blij dat er in de provincie ook een soort emancipatiebeweging op gang begint te komen en dat lokale bewoners ook meedoen. Geïnspireerd door ons werk, hoop ik."

Hoe kan dat? "Er is lang geen onderwijs over gegeven en als scholen er wel les over gaven werd het vaak als Amerikaanse geschiedenis neergezet. Als je op school niet leert dat slavernij een belangrijk onderdeel van de geschiedenis is, dan neem je dat ook niet mee in je verdere leven als volwassene. Ook politici weten vaak weinig of niets. Zo zie je dat het geen onderdeel wordt van het collectieve geheugen."
Maar, de verandering is ingezet. We staan zelfs op een keerpunt, ziet Jouwe. "Toen ik in 2010 met dit thema begon had bijna niemand het erover in de stad. Ik had niet kunnen vermoeden waar we op dit moment zouden staan. Nu is er veel bredere aandacht voor en doen veel meer makers, zoals kunstenaars en schrijvers, er ook iets mee. Lokale gemeenschappen voelen ook sterk dat dit een belangrijk onderwerp is. Dat dit gevoel breder gedragen wordt, stimuleert mensen om nog meer bezig te zijn met dit onderwerp. Erkenning, daar begint het mee."

Herdenkingsjaar slavernijverleden

De aandacht voor het slavernijverleden is terug te zien in onze provincie. De gemeenten De Bilt en Utrecht onderzochten hun slavernijverleden en de Utrechtse burgemeester Sharon Dijksma bood vorig jaar haar excuses aan. Ook in andere plaatsen wordt er stilgestaan bij Keti Koti, zo zijn er ook in Amersfoort en De Bilt herdenkingen. Ook cultuurinstellingen, zoals Tivolivredenburg in Utrecht en de Cultuurfabriek in Veenendaal organiseren activiteiten. En met Keti Koti start landelijk het Herdenkingsjaar Slavernijverleden, "om aandacht te geven en bewust te worden van ons slavernijverleden", aldus de Rijksoverheid.
We zijn een heel eind op weg, maar er moet óók nog een hoop gebeuren, zegt Jouwe. "Ik heb twee dingen waar ik op hoop. Eén is dat het slavernijverleden echt onderdeel van ons collectieve geheugen wordt en dat het als belangrijk thema wordt gezien. En dat het daardoor ook op scholen veel meer aandacht krijgt dan nu het geval is. Het zou goed zijn als het vast in het curriculum komt."
"Punt twee is dat we gaan zien dat het slavernijsysteem met de Nederlandse betrokkenheid een mondiaal systeem was, waarbij de slavernij in de Indische Oceaan en Atlantische Oceaan één systeem vormden."

Van de 17e tot en met de 19e eeuw verscheepten Nederlanders ongeveer 600.000 mensen van Afrika naar Amerika, waar ze onder andere in het Caribisch gebied en Suriname op bijvoorbeeld koffie-, suiker- of katoenplantages moesten werken.

Onbekender is de slavernijgeschiedenis in Nederlands-Indië. De VOC verhandelde naar schatting tussen de 600.000 tot meer dan een miljoen slaafgemaakten. Die mensen werden bijvoorbeeld ingezet voor het herstellen van forten en nederzettingen of werden verkocht aan particulieren, die ze als bediende gebruikten.