Dijksma en andere burgemeesters willen meer mogelijkheden om rellen te voorkomen

© Femke van den Heuvel
Utrecht - Sharon Dijksma en tientallen andere burgemeesters willen van het kabinet meer middelen om oproepen op bijvoorbeeld sociale media tot rellen of ander geweld aan te pakken. Dat schrijven ze onder aanvoering van de Utrechtse burgemeester in een opiniestuk in NRC.
Aanleiding is de uitspraak van een rechter die vrijdag oordeelde dat Dijksma in 2021 een destijds 17-jarige jongen uit Zeist niet had mogen verbieden om online op te roepen in opstand te komen tegen het 2G-(corona)beleid en het vuurwerkverbod. Bij een nieuwe, soortgelijke oproep moest hij een dwangsom betalen, waarop de jongen naar de rechter stapte.
Het was de eerste keer dat een bestuursrechter een oordeel gaf over een zogenoemd 'onlinegebiedsverbod'. Volgens Dijksma en de andere burgemeesters, waaronder die van Amersfoort en de drie grote steden, is daarmee een belangrijk middel uit handen genomen om de openbare orde en veiligheid te handhaven.

'Verouderde regelgeving'

De burgemeesters denken dat het probleem niet zozeer het onlinegebiedsverbod zelf is, maar vooral de verouderde wetgeving. "Omdat onze huidige wetgeving van vóór het digitale tijdperk is, gaat deze niet expliciet over het onderscheid tussen online en fysiek. Hoe er met de onlinewereld wordt omgegaan, hangt dus volledig af van de interpretatie van die verouderde regels", schrijven ze in NRC.
De stadsbestuurders willen dat het kabinet nu met landelijke wetgeving komt. "Zodat burgemeesters in staat worden gesteld om preventief te kunnen optreden tegen online-oproepen tot rellen en geweld, en zo hun gemeente veilig te houden."
Dijksma legde het onlinegebiedsverbod op omdat de jongen de Algemeen Plaatselijke Verordening (APV) zou hebben overtreden. Maar dat was volgens de rechter niet het geval. Die oordeelde dat de lokale regels betrekking hebben op een openbare, fysieke plaats en niet online. Daarnaast vond de rechter ook dat het verbieden van online-uitingen een beperking van de vrijheid van meningsuiting zou inhouden die ontoelaatbaar is.