Hierom staat Utrecht stil bij Nederlands-Indië: 'Haarlemmerolie voor waardering en erkenning'

Emile Valenteijn voor zijn garage.
Emile Valenteijn voor zijn garage. © RTV Utrecht / Evie Westland
Utrecht - In tegenstelling tot 5 mei 1945 - Bevrijdingsdag - staat de datum 27 december 1949 lang niet bij alle Nederlanders in het geheugen gegrift. En dat terwijl ook die dag bepalend is voor de Nederlandse geschiedenis: het was het officiële einde van het Nederlandse koloniale bewind in Nederlands-Indië. Stichting Indië-Monument Utrecht hoopt dat er vandaag aandacht is voor de 52 Utrechtse jongens die daar, tijdens de Onafhankelijkheidsoorlog, sneuvelden of door ziekte of ongevallen om het leven kwamen.
Bordjes met opdrukken van Checkpoint Charlie, het Rode Kruis en D-Day, groene legertassen en zelfs een oude jeep: Utrechter Emile Valenteijn heeft wel 'iets' met oorlog. Het mag een klein wonder heten, maar hij weet tussen alle spullen een kop koffie en zelfs - uit een gele jerrycan - een glaasje water tevoorschijn te toveren.
De garage van Emile.
De garage van Emile. © RTV Utrecht / Evie Westland
Het is bij Valenteijn een zoete inval, blijkt als een buurtbewoner in een gele overall zijn auto voor de garage neerzet. Of hij misschien kan helpen met gereedschap om een bout los te draaien, hij ziet hem hier immers zo vaak lekker klussen? "Zo gaat het hier de hele dag door, ik ben berucht in deze wijk", lacht hij.
Zijn twee rechterhanden heeft hij te danken aan zijn tijd bij Defensie, als vliegtuigmonteur bij de Luchtmacht. "Van daaruit was ik betrokken bij de jaarlijkse herdenking van de Slag om Arnhem", vertelt hij.
Valenteijn zet zich graag in voor veteranen. Ook – of misschien juist – voor een dag waar nog niet zoveel aandacht voor is: de herdenking van de 52 Utrechtse militairen die in de periode 1945-1962 in het voormalige Nederlands-Indië en Nieuw-Guinea om het leven kwamen.

Onafhankelijkheid

In 1945 riep het voormalige Nederlands-Indië de onafhankelijkheid uit en ging verder als de Republiek Indonesië, twee dagen na de capitulatie van Japan op 15 augustus van dat jaar. Nederland accepteerde deze eenzijdige opzegging van de koloniale band niet.
Een groot deel van Nederland had helemaal niet door wat daar gebeurde
Martin Elands, Nederlands Veteraneninstituut
Het lukte in de jaren 1945-1949 de troepen van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger en de ruim 130.000 vanuit Nederland uitgezonden oorlogsvrijwilligers en dienstplichtigen niet om de Republiek Indonesië te verslaan. Onder steeds grotere internationale druk moest Nederland buigen. Op 27 december 1949 kwam er een einde aan het Nederlandse koloniale bewind en werd de soevereiniteit overgedragen aan de Verenigde Staten van Indonesië, met uitzondering van Westelijk Nieuw-Guinea.
In die tijd, vlak na de bevrijding in Nederland, werden – voornamelijk hele jonge – jongens naar Nederlands-Indië gestuurd. "Een groot deel van Nederland had helemaal niet door wat daar precies gebeurde", vertelt Martin Elands van het Nederlands Veteraneninstituut. "Pas veel later, eind jaren 60, werd bij het algemene publiek bekend dat het eigenlijk een heel intensieve guerrillaoorlog is geweest en dat de oorlogservaringen heel ingrijpend waren. Ook voor de jongens die daar naartoe gestuurd werden, velen groen als gras."

Eindafrekening

In februari van dit jaar werd een groot rapport gepresenteerd over de oorlog. Vijf jaar lang deden 115 experts in Nederland en Indonesië onderzoek naar het geweld tijdens de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog. De conclusie was dat structureel extreem geweld is gebruikt in Nederlands-Indië.
Voor sommige veteranen was het een lastig te verteren rapport, legt Elands uit. "Het is belangrijk dat er onderzoek gedaan wordt naar militaire inzet, het gaat immers over leven en dood. Maar we moeten ervoor waken dat veteranen collectief in het verdachtenbankje worden geplaatst. Indiëveteranen worden vaak over een kam geschoren, maar het is een hele diverse club mensen geweest. Velen van hen waren tegen kolonialisme. Al die jongens van toen zijn nu 90 jaar of ouder. Sommigen zijn bang: is dit nu de eindafrekening? Is dit nu het beeld dat beklijft?"
Het monument in Utrecht.
Het monument in Utrecht. © Emile Valenteijn
Sinds 1999 staat op begraafplaats St. Barbara een monument voor de 52 "Utrechtse jongens" die sneuvelden in Nederlands-Indië. Dat is voor een groot deel te danken aan Ad Verdonk, vader van politica Rita Verdonk. "Hij heeft eigenlijk de bekendheid van zijn dochter een beetje misbruikt om dat monument in Utrecht te krijgen", vertelt Emile Valenteijn. "Daar heeft hij zich heel hard voor gemaakt, want hij is zelf in de periode tussen 1949 en 1952 militair geweest in Nederlands-Indië."
Er was een machtsvacuüm ontstaan en de Nederlandse militairen moesten zorgen voor een goede overgang
Emile Valenteijn
Het was een rare tijd, zegt Valenteijn over de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog. "Jongens, soms pas 18 jaar, die hier net uit de oorlog kwamen moesten daarheen. Er was een machtsvacuüm ontstaan en de Nederlandse militairen moesten zorgen voor een goede overgang."
Ze waren totaal niet voorbereid op wat ze te wachten stond. "Ze gingen van 15 graden hier naar 40 graden daar en kwamen in een guerrillaoorlog terecht. Ze hadden geen idee waar ze in terechtkwamen: iedereen kon de vijand zijn." Uiteindelijk kwamen ongeveer 6000 militairen in Nederlandse dienst om het leven.

Broederschap

Op de muts van Valenteijn zijn logo's van de Canadese vlag, een klaproos en het logo van het Nationaal Comité 4 en 5 mei gespeld. Voor iemand die zich nog dagelijks zo bezighoudt met alle aspecten van oorlog en herdenken, heeft hij eigenlijk maar kort gediend: na drie jaar bij de Luchtmacht hield hij het voor gezien bij Defensie.
"Ik was toen 25 of 26 jaar en dacht meer te kunnen verdienen in het bedrijfsleven. Een slechte keuze: de broederschap die je in het leger vindt, heb je in het bedrijfsleven niet. Daar bepaalt een fles wijn je salaris. Dat is me zwaar tegengevallen, ik had nooit weg moeten gaan. Maar ja, wijsheid komt met de jaren."

Zaterdag 17 december worden op het Erehof aan de Prinsesselaan in Utrecht de 52 omgekomen mannen in het voormalig Nederlands-Indië en Nederlands Nieuw-Guinea in de periode 1945 – 1962 herdacht. De ontvangst is vanaf 13.00 uur in de Willibrord en Maartenkamer. Vanaf 14.00 uur is de plechtigheid in de kapel. Daarna wordt er een krans gelegd bij het monument.

Haarlemmerolie

Volgens het Nederlands Veteraneninstituut zijn herdenkingen zoals de herdenking van vandaag in Utrecht van groot belang. Martin Elands: "Voor zover veteranen nog onder ons zijn, bezoeken ze deze. Dat geeft wel aan hoe belangrijk het voor ze is. Aan de ene kant op individueel niveau: deze periode was indringend en heeft ze gevormd. Tegelijkertijd bevestigt zo'n herdenking ook hoe belangrijk die periode voor de samenleving als geheel is geweest. Die samenleving – die hen destijds op pad heeft gestuurd – erkent daarmee: het was belangrijk en ingrijpend en we hebben dat onthouden."
Vooral lokale herdenkingen zijn belangrijk, denkt Elands. "Mensen onderschatten dat vaak, maar of het nou een kleine gemeente is of een grote stad als Utrecht: lokaal herdenken brengt verbinding tussen de samenleving en veteranen. Het kan soms de haarlemmerolie zijn voor het gevoel van waardering en erkenning, juist op die hoge leeftijd."

Het extreme geweld van Nederlandse militairen in Indonesië tussen 1945 en 1949 zou volgens de huidige definities aangemerkt kunnen worden als oorlogsmisdaden, erkende het kabinet afgelopen woensdag in een brief aan de Tweede Kamer. Toch zou daar juridisch gezien geen sprake van zijn omdat die wandaden gepleegd werden voordat de Verdragen van Genève in 1949 van kracht werden.

In februari van dit jaar bood premier Mark Rutte zijn excuses aan voor het "extreme geweld" tijdens de onafhankelijkheidsstrijd van de toenmalige kolonie Nederlands-Indië. Critici vonden dat gesproken had moeten worden van oorlogsmisdaden.

"In juridisch opzicht" kan dat niet, schrijft de premier mede namens de ministers Wopke Hoekstra (Buitenlandse Zaken), Kajsa Ollongren (Defensie) en Dilan Yesilgöz (Justitie en Veiligheid) en staatssecretaris Maarten van Ooijen (Volksgezondheid, Welzijn en Sport). "Niettemin constateert het kabinet dat sommige vormen van extreem geweld die in de periode 1945-1949 zijn gebruikt, zoals marteling en buitengerechtelijke executies, wanneer tegenwoordig gepleegd, als oorlogsmisdrijven zouden worden aangemerkt."

Dat de term "oorlogsmisdrijf" volgens het kabinet nog altijd niet direct gebruikt kan worden voor het geweld dat Nederlandse militairen hebben gebruikt, "doet niets af aan de ernst van de conclusies van het onderzoek en de aandacht die het kabinet heeft voor het leed dat slachtoffers en hun nabestaanden nog steeds voelen". Hij wijst met nadruk op "het doden van gevangenen, marteling en de vernietiging van kampongs (nederzetting red.) zonder militaire noodzaak".

De Federatie Indische Nederlanders (FIN) betreurt het dat het kabinet nog steeds niks zegt over wat de Nederlanders en Nederlandse militairen in voormalig Nederlands-Indië is aangedaan. Indonesische vrijheidsstrijders begingen volgens de FIN op nog veel grotere schaal oorlogsmisdaden. "De Nederlandse bevolking, vooral vrouwen en kinderen, moest beschermd worden. Oorlog is oorlog, al praten we misdrijven natuurlijk niet goed. Maar er wordt nooit gekeken naar wat de inlanders deden. Vanuit die kant zouden er ook wel eens excuses mogen komen."

Het kabinet heeft steeds benadrukt dat niet alle Nederlandse militairen zich schuldig gemaakt hebben aan extreem geweld. Rutte bood ook excuses aan "aan alle veteranen die zich toentertijd als goed militair hebben gedragen". De kwestie ligt bij alle betrokkenen nog altijd zeer gevoelig.