Minder studenten op kamers door leenstelsel

UTRECHT - Sinds de invoering van het sociaal leenstelsel in 2015 gaan studenten minder op kamers. Dat meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek op basis van onderzoek naar de invloed van het leenstelsel.
In 2015 is het aantal 17- tot 21-jarigen dat zich in de universiteitssteden vestigt met 14 procent gedaald, zegt het CBS. Deze daling is met name sterk in steden met een relatief jonge bevolking zoals Groningen, Amsterdam en Utrecht.

JAMMER

Het Interstedelijk Studenten Overleg uit Utrecht vindt het jammer om te zien dat studenten zich door het leenstelsel tegen laten houden om op kamers te gaan. ISO-voorzitter Rhea van der Dong zegt: "Het is ontzettend zonde dat de keuze van studenten om op kamers te gaan, beïnvloed wordt door financiële zaken, in plaats van hun eigen wensen."
Het ISO meent dat op kamers gaan voor veel studenten een belangrijk onderdeel van het studentenleven is. Van der Dong: "De studententijd is een tijd waarin studenten zich heel breed ontwikkelen en ervaringen opdoen. Voor veel studenten hoort op kamers gaan daar bij. Het is heel jammer om te zien dat studenten van tegenwoordig zich hierbij door het leenstelsel tegengehouden voelen."

DALING

Tot 2014 was het percentage hbo- en wo-studenten dat uit huis ging binnen zestien maanden na de start van de studie stabiel rond 61 procent onder wo-studenten en 23 procent onder hbo-studenten. Na de invoering van het sociaal leenstelsel in 2015 is het percentage studenten dat op kamers gaat sterk gedaald, tot 45 procent van de wo-studenten en tot 14 procent van de hbo-studenten.
Er zijn volgens het CBS overigens geen aanwijzingen dat studeren en op kamers gaan sinds de invoering van het leenstelsel afhankelijker is geworden van de welvaart van de ouders. Sinds 2010 gaan studenten met welvarende ouders al vaker studeren én vaker op kamers en dat is door het leenstelsel niet veranderd.

VERSCHILLEN

De daling van het aantal studenten dat uit huis gaat, was het sterkst onder studenten waar uit huis gaan altijd al het meest voorkwam, namelijk in de hoogste welvaartsgroep. Hiermee zijn de verschillen tussen de verschillende welvaartsgroepen kleiner geworden, concludeert het CBS.